Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Filtrerende halfmaskers ter bescherming tegen deeltjes. Eisen, beproevingsmethoden, markering

Het biedt prestatie- en markeringsvereisten en testmethoden voor het filteren van halfmaskers ter bescherming van de luchtwegen tegen deeltjes


FFP1: bescherming tegen niet-toxische vaste en vloeibare aerosolen (bv. olienevel) in concentraties tot 4 X MAC / OEL / TLV, [d.w.z. NPF=4] of 4 x WEL, [d.w.z. APF = 4].

FFP2: bescherming tegen niet-toxische en laag-tot-gemiddelde toxiciteit van vaste en vloeibare aerosolen (bv. olienevel) in concentraties tot 12 X MAC/OEL/TLV, [d.w.z. NPF=12] or 10 x WEL, [d.w.z. APF = 10].

FFP3: bescherming tegen niet-toxische, lage toxiciteit en hoge toxiciteit van vaste en vloeibare aerosolen (bv. olienevel) in concentraties tot 50 X MAC/OEL/TLV, [d.w.z. NPF = 50] of 20 x WEL, [IE APF = 20].

D: Dolomietpoeder-test (verhoogde weerstand tegen verstopping, kleine toename van de respiratoire weerstand, langere levensduur en comfort)
MAC = Maximaal Aanvaardbare Concentratie.
OEL = Grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling.
TLV = Drempelwaarde.
NPF = Nominale beschermingsfactor.
WEL= Grenswaarde Blootstelling Op De Werkplek.
APF = Toegewezen beschermingsfactor.